HOOFDSTUK II
1. Een metalen staaf wordt gesteund door een glazen voetstuk. De beide uiteinden van de staaf zijn door een draad met een elektroscoop verbonden. Wat is een elektroscoop? Dat is een eenvoudig apparaat, in wezen bestaande uit twee blaadjes goudfolie die onderaan een kort metalen staafje zijn aangebracht. Dit geheel is ingesloten in een glazen pot of fles, zodat het metaal slechts met niet-metallisch materiaal, zogenoemde isolatoren, in aanraking is. Behalve de metalen staaf en de elektroscoop, beschikken wij over een ebonieten staaf en een flanellen lap. De proef wordt als volgt uitgevoerd: wij vergewissen ons ervan dat de goudblaadjes vlak tegen elkaar hangen, want dit is hun normale positie. Als ze dat eventueel niet doen, doet een aanraking van de metalen staaf met de vinger ze tegen elkaar vallen. Wanneer deze voorbereidende maatregelen getroffen zijn, wordt de ebonieten staaf heftig met het flanel gewreven en daarna met het metaal in contact gebracht. De goudblaadjes wijken onmiddellijk van elkaar. Zelfs nadat het eboniet verwijderd is, blijven ze zo staan.
2. Wij voeren nu een ander experiment uit waarbij dezelfde apparatuur als zo-even gebruikt wordt en waarbij wij weer zo beginnen dat de goudblaadjes tegen elkaar hangen. Deze keer brengen wij de ebonieten staaf niet in aanraking met het metaal, maar slechts vlak erbij. Weer slaan de blaadjes uit. Maar deze keer is er een verschil! Als de ebonieten staaf weggenomen wordt zonder het metaal aangeraakt te hebben, vallen de blaadjes onmiddellijk terug tot hun normale stand, in plaats van een uitslag te blijven vertonen.
3. Voor het derde experiment zullen wij het apparaat iets veranderen. We nemen aan dat de metalen staaf uit twee samengevoegde delen bestaat. Wij wrijven de ebonieten staaf weer met de lap flanel en brengen hem tot vlak bij het metaal. Er gebeurt hetzelfde als in de tweede proef: de blaadjes van de elektroscoop slaan uit. Nu maken wij de twee delen waaruit de metalen staaf bestaat van elkaar los en verwijderen daarna de ebonieten staaf. Wij nemen nu waar dat de blaadjes in de uitgeweken stand blijven staan, in plaats van in hun normale stand terug te vallen zoals in het tweede experiment.