HOOFDSTUK II
Met behulp van wat wiskunde kunnen wij veel verder gaan. Het is mogelijk om uit te maken hoe groot of beter hoe klein de golflengte moet zijn om een bepaald buigingsbeeld te veroorzaken. De zo-even beschreven experimenten stellen ons dus in staat de golflengte van het homogene licht van onze lichtbron te meten. Om een denkbeeld te geven hoe klein die cijfers zijn, volgen hieronder de waarden van de golflengten van de twee uiterste kleuren van het spectrum, namelijk rood en violet.
De golflengte van rood licht bedraagt 0,00008 cm.
De golflengte van violet licht bedraagt 0,00004 cm.