HOOFDSTUK II

figuur

1. Wij hebben twee lange staafmagneten, de ene in het middelpunt zodanig ondersteund dat hij zich vrij kan bewegen, terwijl de andere in de hand gehouden wordt. De uiteinden van de twee magneten worden zodanig bij elkaar gebracht dat een sterke aantrekking kan worden waargenomen. Dit kan altijd gedaan worden. Als er geen aantrekking is te bemerken, moeten wij het met het andere uiteinde van de magneet proberen. De uiteinden van de magneet worden de polen genoemd.

Wij gaan verder met onze proef en bewegen nu de pool van de magneet die wij in de hand houden langs de andere magneet. Hierbij nemen wij een vermindering in de aantrekking waar en, wanneer de pool het midden van de draaibare magneet heeft bereikt, is er van geen enkele kracht meer sprake. Als de magneetpool nu in dezelfde richting wordt voortbewogen, nemen wij een afstoting waar, die maximaal is bij de tweede pool van de draaibare magneet.

2. Het vorige experiment geeft ons de suggestie voor een nieuwe proef. Iedere magneet heeft twee polen. Kunnen we er een van de magneet afhalen? Dit is gemakkelijk genoeg te proberen; wij zagen de magneet in twee gelijke delen. Wij constateerden in de eerste proef dat er geen kracht werkzaam was tussen de pool van de ene magneet en het midden van de andere. Het resultaat van het in tweeën zagen van een magneet is nu uitermate verrassend. Als wij de eerste proef herhalen met de halve magneet als draaibare, dan verkrijgen wij precies dezelfde resultaten! Waar er eerder dus geen spoor van magnetische kracht viel waar te nemen, is nu een krachtige pool.