HOOFDSTUK I
Als een lengte gemeten wordt, wordt het resultaat uitgedrukt in een aantal eenheden. De lengte van een stok kan 1 meter en 10 centimeter zijn; het gewicht van een voorwerp 2 pond en 3 ons; een gemeten tijdsbestek zoveel minuten of seconden. In elk van die gevallen wordt het resultaat van de meting uitgedrukt door een getal. Voor sommige fysische begrippen is een getal alleen echter niet voldoende ter aanduiding. Het erkennen van dit feit betekende een grote een belangrijke stap voorwaarts bij het natuurwetenschappelijk onderzoek. Een richting zowel als een getal is essentieel voor de omschrijving van bijvoorbeeld een begrip als snelheid. Grootheden, die zowel een grootte als een richting hebben noemt men vectoren. Het gebruikelijke symbool ervoor is een pijl. Een snelheid kan voorgesteld worden door een pijl of kortweg gezegd door een vector, waarvan de lengte in een of andere gekozen schaal een maat is voor de snelheid en die tevens de richting van de beweging aangeeft.