HOOFDSTUK II

Deze analogie mag echter niet te ver gaan. Het volgende voorbeeld demonstreert zowel de overeenkomst als de verschillen. Als een warm voorwerp met een koud in nauwe aanraking wordt gebracht, vloeit de warmte van het warme naar het koude voorwerp. Daartegenover staat het geval van twee elektrische geleiders die gelijke lading van tegengesteld teken (resp. positief en negatief) bevatten. Deze twee geleiders vertonen verschillende potentialen. Men is overeengekomen de potentiaal van een negatieve lading als lager te beschouwen dan die van een positieve lading. Als nu deze beide geleiders met elkaar in aanraking worden gebracht, of door een draad met elkaar verbonden worden, dan zullen zij volgens de theorie van de elektrische fluïda geen lading meer hebben, en dus ook geen potentiaalverschil vertonen. Wij moeten ons dus voorstellen dat, in de korte tijd die nodig is om het potentiaalverschil te vereffenen, de elektrische lading van de ene geleider naar de andere "stroomt". Maar op welke wijze? Stroomt het positieve fluïdum naar de negatieve geleider of omgekeerd? In het hier geboden materiaal vinden wij geen basis om tussen beide mogelijkheden te beslissen. Wij kunnen of een van beide mogelijkheden aannemen, of veronderstellen dat de stroom gelijktijdig in beide richtingen plaatsvindt. Dit is echter slechts een kwestie van keuze en aan de gedane keuze is niet veel betekenis te hechten, omdat wij het vraagstuk op geen enkele wijze proefondervindelijk kunnen bestuderen.