HOOFDSTUK I
Zo is volgens Helmholtz de ontwikkelingsgang van de natuurwetenschappen bepaald en moet deze een van tevoren uitgestippelde koers volgen:
“En haar taak zal beëindigd zijn, zodra als het herleiden van natuurverschijnselen tot eenvoudige krachten voltooid is en het bewijs geleverd is, dat slechts op deze wijze natuurverschijnselen te herleiden zijn."
Deze zienswijze komt een natuuronderzoeker uit de twintigste eeuw dom en naïef voor. Het zou hem onaangenaam zijn te denken, dat het grote avontuur van het onderzoek spoedig beëindigd zou zijn en dat een hoewel onfeilbaar, dan toch weinig opwekkend beeld van het heelal voor altijd vast zou staan.