HOOFDSTUK I

Dezelfde soort van uitwendige kracht herkennen wij bij de beweging van een vallende steen en bij de beweging van de maan, namelijk die van de aantrekkingskracht van de aarde op stoffelijke lichamen. Newton zag in, dat de bewegingen van vallende stenen, van de maan en van de planeten slechts zeer uiteenlopende manifestaties waren van één universele gravitatiekracht, die tussen elk willekeurig stel van voorwerpen werkzaam is. In eenvoudige gevallen kan de beweging met behulp van de wiskunde beschreven en voorspeld worden. In buitengewoon ingewikkelde gevallen, waarbij vele voorwerpen tegelijk op elkaar inwerken, is een wiskundige beschrijving niet zo eenvoudig, maar de principiële grondslagen zijn dezelfde.