HOOFDSTUK I

Op het hoogste punt heeft het wagentje een snelheid nul en bevindt het zich dertig meter boven de grond. Op het laagst mogelijke punt heeft het geen afstand van de grond en de snelheid is zo groot mogelijk. Deze feiten kunnen ook anders uitgedrukt worden. Op het hoogste punt heeft het wagentje potentiële energie, maar geen kinetische energie. Op het laagste punt is de kinetische energie maximaal en is de potentiële energie nul. Op alle tussengelegen punten heeft het wagentje zowel kinetische als potentiële energie. Het potentiële energie neemt toe met de hoogte, terwijl de kinetische energie groter wordt bij toenemende snelheid.