HOOFDSTUK I

Als men een steen van een toren laat vallen is de beweging van die steen geenszins eenparig; de snelheid neemt toe bij het vallen van de steen. Wij maken hieruit de gevolgtrekking: een uitwendige kracht werkt in de richting van de beweging of met andere woorden: de aarde trekt de steen aan. Laat ons een ander geval nemen. Wat gebeurt er als een steen recht omhoog geworpen wordt? De snelheid neemt af totdat de steen het hoogste punt bereikt heeft en begint te vallen. Deze afneming van de snelheid wordt door dezelfde kracht veroorzaakt als de versnelling van een vallend lichaam. In het ene geval werkt de kracht in de richting van de beweging, in het andere geval in de tegengestelde richting. De kracht is in beide gevallen dezelfde, maar zij veroorzaakt versnelling of vertraging al naar men de steen laat vallen of omhoog werpt.