HOOFDSTUK II
Er moet nog eens de nadruk op gelegd worden dat wij onderscheid dienen te maken tussen de beweging van de deeltjes en die van golf zelf, welke laatste een toestand van de middenstof is. Beide bewegingen zijn geheel verschillend, maar het is duidelijk dat in ons voorbeeld van de trillende bol beide bewegingen uitgevoerd worden in de richting van dezelfde rechte lijn. De deeltjes van de middenstof trillen in de richting van de bol als middelpunt-uitgaande lijnen en de dichtheid neemt in overeenstemming met deze beweging periodiek toe en af. De richting waarin de golf zich voortbeweegt en de lijn waarlangs de trillingen uitgevoerd worden zijn dezelfde. Dit type van golf wordt de longitudinale genoemd. Is dit de enige vorm van golven? Het is voor onze verdere beschouwingen van belang niet uit het oog te verliezen dat er nog een ander type van golf mogelijk is, en wel de transversale.
Wij zullen ons vorige voorbeeld iets veranderen. Wij hebben nog steeds de bol, die echter in plaats van door water of lucht nu omringd is door een soort van gelei. Verder voert de bol geen trillingen uit als tevoren beschreven, maar draait over een kleine hoek in één richting en dan weer terug en herhaalt dit in eenzelfde ritme en om een bepaalde as. De gelei die onmiddellijk aan de bol grenst moet deze bewegingen volgen. Deze noodzaakt weer de iets verder gelegen gedeelten deze bewegingen te volgen enzovoort, zodat zich dus in de middenstof een golf voortplant. Als wij het verschil tussen de beweging van het medium en de golfbeweging in het oog houden, zien wij dat deze in dit laatste geval niet langs dezelfde lijn vallen. De golf plant zich voort in de richting van de straal van de bol, terwijl de deeltjes van het medium loodrecht op deze richting trillen. Wij hebben hier een transversale golf opgewekt.
Watergolven zijn transversaal. Een drijvende kurk wipt slechts op en neer, maar de golf breidt zich langs een horizontaal vlak uit. Geluidsgolven daarentegen zijn het meest bekende voorbeeld van longitudinale golven.